Ik ging op kleinwildjacht met de Nederlandse adel

FYI.

This story is over 5 years old.

Eten

Ik ging op kleinwildjacht met de Nederlandse adel

Voor Amerikanen is jagen een sport maar in Nederland doen jagers er alles aan om te voorkomen dat jagen wordt gezien als iets plezierigs. Fotograaf Isabella Rozendaal verdiept zich in de jachtwereld en begint met de Nederlandse adel.

In ons land is de jager een zeldzame verschijning: nog geen twee procent van de Nederlandse bevolking jaagt. Ik groeide op in de stad, met het idee dat jagers personages uit lugubere Grimmsprookjes waren – een mythisch figuur uit vervlogen tijden. Toch bestaat de jachtgemeenschap uit grofweg 28 duizend actieve individuen.

De afgelopen decennia is de jacht in ons land fel bestreden. Elk moment kunnen er nu beperkende wetten worden doorgevoerd waardoor de jacht ernstig in het gedrang komt. Vergelijk dit met de Verenigde Staten, waar slechts vier procent van de bevolking jaagt, maar waar jagers een luidruchtige aanwezigheid hebben die ze ongegeneerd etaleren in de media. In mijn ervaring zijn Amerikaanse jagers nauwelijks bang voor negatieve publiciteit en laten ze zich graag fotograferen. Nederlandse jagers daarentegen zijn discreet; je moet hun vertrouwen winnen om ze vast te leggen.

Advertentie

Amerikanen noemen de jacht liefkozend een sport. Nederlandse jagers zullen alles doen om te zorgen dat niemand hun praktijk zou kunnen duiden als plezierig, zelfs al houden ze zielsveel van wat ze doen. Ze zullen het feit dat ze jagen soms niet delen met nieuwe kennissen of collega's – ook al vinden ze zelf dat er niks mee mis is. Maar sinds ik in 2009 begon met het fotograferen van de jachtgemeenschap kwam ik erachter dat waar het ontbreekt aan aantallen en zichtbaarheid, ze dit compenseren met enthousiasme en toewijding.

duck-hunt-1

Hoe is dit verschil ontstaan? Eeuwenlang was de Europese jacht een exclusief adellijke aangelegenheid en werd stroperij ernstig bestraft. Er zijn oorlogen gevoerd waarin het jachtrecht van de onderklasse een vitale rol speelde. Maar het feit dat tegenwoordig iedereen een jachtakte kan krijgen, verandert niets aan het feit dat de gewone burgerij de jachttraditie al eeuwen geleden verloren is. Hierdoor bestaat vandaag de dag een groot deel van jagers in Nederland uit mensen met adellijke affiniteit (zo niet in bloed, dan wel in vermogen en stijl) en agrariërs.

Dit komt deels door financiële redenen: in de Verenigde Staten kun je een goedkope vergunning krijgen om een hert te jagen, zonder enige ervaring, met niet meer dan een handvol veiligheidsinstructies (de regels variëren per staat). In Nederland moet je zes maanden studeren voor een rigoureus theorie-examen, een schietexamen en een praktijkexamen in het veld die je alles bij elkaar minstens een paar duizend euro kosten. En als je eenmaal je examens hebt gehaald, moet je voor minstens zes jaar een substantieel stuk land pachten om een jachtakte te krijgen, of je moet uitgenodigd zijn door gevestigde jagers.

Advertentie

Gezien de substantiële kosten en tijd die je moet investeren om jager te worden, is het nauwelijks een hobby te noemen. Word je een jager, dan word je een jager. Omdat dit systeem niet makkelijk toegankelijk is zonder connecties in de jachtwereld, wordt de jacht voornamelijk bedreven door mensen uit families die de traditie voortzetten, agrariërs die toch al land bezitten, of mensen die graag een adellijk imago uitstralen. De gemiddelde kantoorklerk hoort hier niet bij.

Wij Nederlanders zijn een zwaar verstedelijkt volk, totaal verwijderd van de oorsprong van ons voedsel. De keurslager toont geen snuiten, staarten, pootjes – niets wat de indruk zou kunnen wekken dat er een dier verkocht wordt. Maar langzaam maar zeker wil een nieuwe generatie weten waar ons eten vandaan komt: we zijn zelfs nieuwsgierig naar de mogelijkheden om het zelf te telen, verzamelen, en bejagen. Maar al lijkt het nog zo romantisch om de oorsprong van je eten te ontdekken, de vereiste toewijding aan de jacht is hier zo groot dat slechts weinigen er ook echt aan beginnen.

Voor mij kwam de interesse in jacht vanuit mijn fotografie. Uit een groeiende nieuwsgierigheid heb ik het theorie-examen gedaan, maar het praktijkgedeelte heb ik me niet kunnen veroorloven. Maar dat neemt niet weg dat ik talloze jagers op hun jachten heb gevolgd, en ze hebben hun buit scheutig met me gedeeld. Het klaarmaken en opeten van dieren waarvan ik de dood had aanschouwd heeft mijn relatie met vlees en eten in het algemeen wezenlijk veranderd. Dit is het verhaal van één zo'n jacht, en de maaltijd die hij opleverde.

Advertentie

Kleinwildjacht betekent in Nederland de jacht op haas, konijn, fazant, duif en eend ­– soms ganzen als er een schade-ontheffing is. De meeste kleinwildjachten die ik heb meegemaakt waren met agrariërs, maar dit keer ga ik met een adellijke familie in Twente op pad. Mijn gastheer is een jonge graaf: een medejournalist en ondernemer met weelderig gouden haar. Hij is zeer bescheiden over zijn familiegeschiedenis, hij laat er in eerste instantie niet makkelijk iets over los, maar ik heb hem kunnen overhalen om me mee te nemen op een familiejacht. Samen reizen we af naar het landgoed waar we het weekend doorbrengen.

Ik word wakker in een ijzige kamer van het oude landgoed, waar de voorvaderen van de graaf me streng aanstaren vanuit hun portretten. Ik trek laag na laag warme kleding aan en schud de kou van me af. We ontbijten met toast en zachtgekookte eitjes en om negen uur s' ochtends treffen we onze medejagers in het lokale café: familie, vrienden en buren. De rollen zijn strikt verdeeld – de oom van onze graaf is de jachtmeester: de gastheer en autoriteit. Een man met een charmante glimlach en ontspannen aanwezigheid. Hij verwelkomt de jagers en stelt de regels voor de dag: ganzen zijn toegestaan, maar de hazen zijn beperkt tot een paar schoten per jager. Daarnaast is er een jachtopziener, en de rest van de groep wordt verdeeld in 'geweren' (jagers met wapen) en drijvers (ongewapende wandelaars die het wild richting de jagers drijven). Als iedereen zijn laarzen aan heeft, worden we in een veekar naar het veld gereden terwijl de honden piepen en trillen op hun poten van de voorpret.

Advertentie

De dag verloopt zoals de meeste jachten die ik heb gezien: zonder incidenten (als je de dood niet meetelt), met effectief geknal en een voorspoedige oogst. We ploegen door de modder en worden gestaag natgemiezerd. Ik wist niet goed wat ik me bij een adellijke jacht moest voorstellen, maar het blijkt precies hetzelfde als de boerenjacht, op een paar dingen na: het statige landgoed op de achtergrond, de merkkleding en het feit dat de drijvers aan een andere tafel eten dan de jagers. In Nederland doet zelfs de adel graag 'normaal'. Jagers onderling zijn op hun gemak, ook met een fotograaf erbij: ze maken grappen, vertellen sterke verhalen en kunnen wat brallerig worden. Maar als ik heel eerlijk ben is de sfeer vandaag nog beter te vergelijken met een middag met oude mannen op de golfclub dan met het schietgrage machismo dat het Nederlandse publiek met de jacht associeert.

In de loop van de dag bouwen we het soort razende honger op dat je alleen krijgt door grondig in de buitenlucht te zijn. Terug bij het dorpscafé wachten ons stomende bergen zuurkool, worst en spek. Geen wild, want na een jacht eet je niet meteen wat je geschoten hebt. Het vlees moet een aantal dagen rijpen – besterven noemen ze dat – en dan moet het nog schoongemaakt en klaargemaakt worden. Nee, na een jacht eet je stamppot, en het is zonder uitzondering de beste maaltijd die je ooit hebt gehad.

Na het eten, in het donker, wordt naast het café zorgvuldig het tableau uitgelegd: de verzameling van het geschoten wild van de dag. Vandaag ligt er van elke wildsoort wat, maar vooral veel eend. De jagermeester biedt me twee flinke woerden aan om mee naar huis te nemen die ik dankbaar in ontvangst neem. Nog een dag of twee, dan zijn ze rijp en klaar voor de slacht.

Lees hier de rest van Isabella's jachtavontuur. En klink hier voor haar recept voor wilde eendenworst.